ritsen

ik ben een slaapzak die
jouw dromen souffleert
zo’n onontbeerlijk lichtgewicht
dat zwicht voor het avonduur

ik ben zo eentje dat moeilijk
in de hoes geraakt
houd me in het gareel
trek me aan en neem me
mee

en als je weer gaat slapen
ergens in een land ver buiten
rol ik mijn loper voor je uit
dan worden we één
ingewikkeld plot

dat we met een goed doordacht
slot aan elkaar ritsen

ik ben een beetje roerei

ik breek mijn hoofd als de zon
opkomt dan ben ik op m’n best
en kakel ik de krant in je oor
als vroege informatiebron

ik ben een beetje roerei
mijn gemoed verandert snel
houd mijn tijd in ’t oog
als ik uitbarst en me in de
boter vlij ontdooi ik waar jij

ik kan een koude ochtend
warmen als een koffie zonder koek
ontroer mij en benut me
om een ander uit bed
te bakken als het moet

ik ben een beetje roerei
te verorberen als jij je ogen
hussel me door elkaar
ik zeg sorry voor al ’t gemors
buiten de pan kleuren is louter
kaviaar voor de kat

en als ik alleen een beetje ei
dan ben ik hard of zacht
maar telkens vergeet jij
hoe lang ik dan moet
laat me sudderen lepel me uit
jij bent mijn vriend en ik weet
doe maar tot het goed

En het is bijna kerst

Soms kijk ik jou diep in de ogen.
Zo diep dat mijn neus op jouw feit wordt gedrukt.
Het vlot niet. Ik ben de rem die tegen je wiel schuurt.
Ik ben de gedachte dat je je banden moet oppompen.
Altijd aanwezig als je kasseien groet.
Doch moeilijk in praktijk om te zetten.
Draai dat ventiel eens open en blaas me net niet omver.
Kus me, maar geef me voldoende ademruimte.
De spanning zit goed.

Maar het vlot niet. Daar word je hard van.
Mensen kijken naar je om als je hen rammelend voorbijrijdt.
Rinkelen is nutteloos. Iedereen gaat opzij voor iemand die teveel lawaai maakt.
Passeer maar, denken ze, want hier willen we niks mee te maken hebben.
Wij hebben allemaal problemen en het is bijna kerst.
Laten we zwijgen vooraleer ons gezicht de kasseien streelt.
We dragen niet eens een helm.

Soms kijk ik jou aan.
Zo aan dat ik de bochten niet meer scherp zie.
Laten we rechtdoor fietsen. Een band creëren.
Of binnenwegen ontdekken en ze tegen niemand zeggen.
Fluister de code van je cijferslot eens diep in mijn ogen.
Dan kunnen we eindelijk.
Het is groen.

Waar blijf je?

op een ander

Heeft het nog zin
rond de pot te draaien als het uiteindelijk vierkant
te spreken in beelden om de waarheid
je glimlach te bewaren als je niet echt

Heeft het nog zin
te verbloemen als we allemaal weten
regels te volgen die niemand
in discussie te treden met
als je toch

Heeft het zin
te betalen voor wat je eigenlijk
om je liefde te verklaren wanneer
een punt te zetten om toch verder

Heeft het zin
te blijven gapen naar
die veel minder
waar jij beter

Heeft het wel zin
een woord te zoeken dat
niet echt
maar wel ongeveer

Dus zeg ik het maar zo

Kust allemaal mijn kloten
Ik speel wel op een ander
want wat je zelf
doe je meestal

 

Bewaard

Ik ben een concept. Een idee dat wordt bewerkt.
Ik word ergens opgeslagen en nadien weer opgevist.
Mijn ontwerp kan een concrete vorm aannemen.
Tenminste als je helemaal voor me gaat.
Zet mijn nutteloze woorden stuk voor stuk aan de kant.
Haal ze door met een potlood dat niet te scherp is.
Hul me in een jas die me het beste past.
Of waarin jij me het liefste ziet.
Lees me dan nog eens na. Haal de fouten van mijn schoonheid.
Wissel wat woorden om me beter te doen klinken.
Vervang de juiste spelers op mijn veld.
Die scoren de meeste punten.
Spreek me uit. Speel me alsof ik voor echt zou zijn.
Om me dan.
Na wikken en waakzaam.
Na nog wat wassen en willen ze dat wel lezen.
Te publiceren.
Stuur me de wereld in als een vogel die voor ’t eerst zijn vleugels vouwt.
Laat me los en wacht op de pluimen.
Want geef toe.
Het enige dat wij willen bevestigd zien.
Is dat wij leuk zijn samen.

ik ben hangende

ik ben hangende

als een hammock die haar kronkels aan elkaar knoopt
tussen twee ogen schommel ik rusteloos verder
om de amok in haar brein te bedaren

ik ben hangende

als een wolk die maar niet weg wil voor haar zon
zo’n dwarsligger op een koude dag
die zich niet zomaar laat wegblazen

ik ben hangende

als een pas gewassen trui op haar waslijn
ik wacht geduldig af wanneer ze mij zal strijken
zodat ik keurig klaarlig in haar kast

ik ben hangende

als een witregel onder een alinea
ik ben een bewuste keuze
heb een reden van bestaan

ik ben hangende

als een liggend streepje dat woorden verbindt
zo wil ik me bij haar aansluiten
tenzij ze ons liever aaneenschrijft

blue remembered bridge

‘k Ben in de wolken met mijn krachtigheid.
Ik tors ‘t gewicht van mijn bestaan op twee
gespreide benen. Als een tipi op zee
verankerd in hun vierkanten habijt.

Er rijden wagens op mijn kruin of zijn
het treinen ellenlang met veel lawaai?
Ik hoor de stilte in een handomdraai
als ik het water transformeer in wijn.

Wie is dat daar? Bonjour en au revoir.
Ik zou ‘t niet weten, tel de benen op.
Met open mond bekijken wij elkaar.

Hoewel de wolken dreigen in galop,
ben ik hier niet alleen. Bedankt boulevard.
Wij maken elk de brug, that’s part of the job.

Van niks of niets

Van niks of niets.
Nee, spijt heb ik van nikske niet.
Niet van ’t oude,
niet van ’t zoete.
Waar ik heb voor moeten boeten,
dat kan mij niet meer schelen.

Van niks of niets.
Nee, gezegend met excuses ben ik niet.
Alles is gepasseerd, geoublieerd,
verdwaald en verdrongen.
Is er iets gebeurd?
Heb ik genoeg buiten de lijnen gekleurd?

Van al mijn herinneringen
heb ik vliegtuigjes gevouwen.
Mijn hete woede en wulpse lach
heb ik in het luchtruim ontkracht.
Met dampkringen rond mijn gezicht,
Ben ik niemand een pardon verplicht.

‘k Heb mijn amoureus geraas verbeten,
mijn tralalie tot een bolleke gerold.
Ik begin uit het niets of niks
omternieuw en om ter zotst,
tenzij dat onbeschreven blad
toch wat letterlijkheid verwacht.

Van niks of niets.
Nee, spijt heb ik van nikske niet.
Niet van ’t schone,
niet van de schande.
Waar ik ooit belandde,
het doet er niet meer toe.

Van niks of niets.
Nee, ‘k hou niet van berouw
want mijn leven, mijn plezier,
met een onbezonnen glas of vier,
begint vandaag als een fiere vrouw
die voor niks of niets, nee
uit de weg gaan zou.

*vrije vertaling naar Non, je ne regrette rien – Edith Piaf

Sonnet

Het lopen sloopt een liter zweet van mij.
M’n hart rept zich naar buiten zo gejaagd,
geplaagd door pompend heen-en-weer vertraagt
het niet. Verzwikking hoort er eenmaal bij.

Dat lopen struikelt over mijn gemoed.
Ik straal van stijfheid, pleeg een kilomeet
met voorbedachten rade. Maar ik weet
dat pijn verzacht als ‘t razend in mij woedt.

Voor wie verdwaal ik kilometers lang?
Geen haan die daar naar kraait. Waarom vergooi
ik mijn gezucht in openbaar gezang?

Ik ben pion in menig schaaktoernooi.
Een loper zonder kop of stand of rang.
Een die de koningin vertrapt als prooi.

29S

Dertig worden is geen impulsieve beslissing.
Het is een werk van jaren.
Soms een creatieve opdracht maar nog vaker een geluk.
Een thesis die ge op tijd moet binnenbrengen,
anders verjaart ze.

Het is een andere tram durven nemen.
Een rechtstreekse.
Zonder omwegen.
Willen gaan zitten naast een bomma
en lichte rugpijn ontkennen.

Dertig worden is lastige vragen over kinderen ontwijken.
Een beetje in het ongewisse kijken
en blij zijn dat ge niet zoveel kleren moet strijken.
Het is jazz ontdekken
na jaren van desinteresse.

Het is elke dag stiekem naar uw billen staren.
Kunnen ze er nog mee door?
Of beter een droog boke op m’n talloor?
Het is beginnen houden van de zomer
na jaren van een rokfobie.

Dertig worden is vaak op café gaan.
En uw bestelling die klaar staat van zodra ge binnenkomt.
Boterhammen met kaas.
En pakt zelf ook iets.
Maar hier is de kaas niet zo goed.

Het is weten dat Latijn-Grieks wel iets voor u was.
Maar toch blij zijn dat ge Antigone in de praktijk hebt omgezet.
’t Is voor de eerste keer lang op voorhand weten op wie ge wilde stemmen.
En waarom.
Dat ook graag aan alleman verkondigen, zo blijkt.

Dertig worden is uw mond eens opendoen als ’t moet
en durven zeggen dat ge goed bezig zijt.
Het is sommige verjaardagen compleet negeren
en durven zeggen dat ze niet goed bezig zijn.
Dat ze een slagroomtaart in hun smoelwerk verdienen.

Het is te oud zijn voor de ene rol.
Te jong zijn voor de andere.
Daarom commentaar geven op diegene die wél die neutraliteit benadert
want wat ge zelf doet, doet ge meestal zoveel beter.
Take a chance on me.

Dertig worden is oude vrienden minder zien.
Hun kinderen dan maar vervloeken.
Uw tafel daarom extra proper maken.
Om er daarna zelf goed op te kunnen smossen.
En pakt zelf ook iets.

Het is spelen met uw poes.
En daar geen viezigheden mee willen zeggen.
Blij zijn dat ze niet kan tegenspreken,
haar schoenen zelf kan aandoen
en zich kan wassen wanneer het nodig is.

Dertig worden is ontdekken dat ge uw rijbewijs al tien jaar hebt
en dat ge nooit meer op zeeklassen moet.
’t Is weten dat ge uw poes nooit moogt verplichten ergens naartoe te gaan.
Ze kan amper haar schoenen zelf aandoen.
Beseffen dat ge soms rap van gedacht kunt veranderen.

Het is soms roeien met de riemen
en bang zijn van striemen.
Daarom nog eens naar uw billen kijken.
Om dan een laatste chipke op te peuzelen.
En pakt zelf ook iets.

Dertig worden is bijlange niet zo erg.
’t Is wat ge er zelf van maakt.
En laat anderen maar denken,
wat moeten we die ouwe nu weer schenken?
Met een belleke van Paula Bangels en Michael De Cock is ze al content.

Het is eindelijk kunnen zeggen wat er op uwe lever ligt.
Dat het boek van Joy Anna u geen galabal interesseert.
Dat het zatte Rita soundboard boeiender is dan de films van Jan Verheyen
en dat het gewenst is terug te mailen als er u een vraag wordt gesteld.
Kwestie van voorbeelden natuurlijk.

Dertig worden is heimwee hebben naar Samson & Gert
en CD vier als laatste beschouwen.
Beseffen dat anderen er dubbel zoveel kennen.
Dat dan maar stomme liedjes vinden
en zeggen dat het vroeger zoveel beter was.

Het is eigenlijk zoveel meer dan dit blogfestijn.
Maar dat leg ik u graag eens uit aan den toog.
Dus moesten uw kinderen het uithangen,
steek ze dan in hun bed dat we ze nimmer zien.
Of moet ik wachten tot mijn éénendertigste misschien?

%d bloggers liken dit: