gaandeweg kweken wij
eelt op onze huid
zoals het vel op warme melk
houden we vuur vast
zodra de tijd gerijpt
schrapen wij amor vrij
we roeren hitte om
en om de adem voorbij
Pascale Wouters
gaandeweg kweken wij
eelt op onze huid
zoals het vel op warme melk
houden we vuur vast
zodra de tijd gerijpt
schrapen wij amor vrij
we roeren hitte om
en om de adem voorbij
bij nachte sta ik onbevreesd
in het neon van de maan
dan tippel ik de ochtend in
tot jij niet bent weg te slaan
met goed gevulde boezem
speel ik verrukkelijk variété
toch kies jij dezelfde dans
houdt vast aan het cliché
mijn deurtje staat open
als jij nog eens voorbij
ik warm me aan jouw woord
en onthoud wat je zei
een vol hart kan zo
weer leeg zijn
als de nachten dagen worden
dans ik altijd op jouw maan
dan klinkt er van lambada
doorheen ons lijfelijk bestaan
laat mijn lippen nippen van
jouw baan rond de planeet
trek mij aan en weet
dat dag ook nacht bekeert
mijn tong danst tango tussen
kraters op je huid of
hoe er uit die zachte landing
een ballet ontspruit
ook tijdens ’t laatste kwartier
doen mijn oren spitzen aan
alsof ze pointes planten
op jouw oprijlaan
de sterren in haar ogen
knippen gaandeweg hun lichtjes uit
haar nachten lonken liever laat
dan kijk ik graag naar boven
als in een wolk van woorden
zwijmelt zij de avond in
dan tuimelt ze in sluimerstand
en is ’t de roes die van haar wint
ver boven het donker heen
daar waar je van een berg valt
verklapt zij haar beeldenstorm
die ze alleen ’t water toevertrouwt
haar hart bonkt haar slapen wakker
wie weet wat zij aanschouwt
mijn kijkers wagenwijd
als ik haar water raak
dan weet ik dat ze van me slurpt
zoals van thee voor ’t slapengaan
haar ogen als een volle zee
waarop mijn vlot gretig deint
ik vaar subtiel haar randen af
voor dat zij voorgoed verdwijnt
bij valavond keert haar tij
dan ebt ze weg van d’ overvloed
en voor ’t krieken van de koffie
zwemt ze tranen tegemoet
ik strand op keien
geef kusjes op m’n knie
en als de avond dag zegt
sjor ik me vast en zeker
zij is mijn meer
niet minder dan dat
gaarne ga ik kopje onder
maar liever adem ik haar
niet uit
hoe snel raakt een huid
van ’t onverharde pad af
het struikelt over drempels heen
een afdruk op broeierig beton
als een felle brand laai ik op
met trillend ooglid schiet de lucht
een passionele pluim omhoog
blaas me maar positief
mijn vlees ligt op jouw rooster
draai mij om bekijk en wakker me
als een barbecue die ergens geurt
zo ben ik heerlijk
onmogelijk te lokaliseren
als rode lippen op een wijnglas
klampen wij de avond vast
dan proeven we Chopins nocturne
die zich onder ’t sop te slapen legt
zo was je de contouren
van de nacht niet zomaar weg
zelfs op ’t droge houden wij
stand en stevig van elkaar
en telkens jij ons in het licht
draait en keert
het nog ’n keer probeert
geef je grif toe
die rode lippen op een wijnglas
dat spreekt voor zich
soms danst een lijf met open dak
dan kronkelt het haar bochten vrij
en racet het recht door volle zee
een sluipweg van zich af
zelfs in weer en winter
demarreert het dankbaar voort
dan splijten vingers de wind in twee
en wordt haar lied gehoord
en als dat lijf dan ongeremd
een berg op manoeuvreert
laat het zich gretig bollen
zodra het op de rand balanceert
als alle glazen gevuld
een oog verdrinkt in het andere
de tongen loslippig
breng ik de lege bakken down under
met voorbedachten rade daal ik de trap af
betast de muren knip het licht
met open mond staren ze me aan
ik zwijg en grijp ze zacht bij de keel
een voor een
de halzen glijden tussen mijn vingers
het zweet als dauw op hun toenmalige kroon
gewillig leggen ze zich neer
bij de plek die ik hen toewijs
hoe heet een volle bak met lege flessen
die in blond en donker licht verkeert
kan iets vol en leeg zijn tegelijk
of ademt een buik altijd zo glansrijk
de nacht strijkt onze plooien
glad ik glunder als vanouds
ik schaats het krieken in
en uit en maak opnieuw
groeven in haar huid
een kers op de kaak
sneeuw als sproeten op de weg
of hoe het zout een
zoete wonde werd
ik kijk over winter heen
zo ver als ik maar kan
een wit tapijt als rode loper
‘k neem je dapper bij de arm
en fluister
na de wolken wordt het
toch weer warm