de nacht strijkt onze plooien
glad ik glunder als vanouds
ik schaats het krieken in
en uit en maak opnieuw
groeven in haar huid
een kers op de kaak
sneeuw als sproeten op de weg
of hoe het zout een
zoete wonde werd
ik kijk over winter heen
zo ver als ik maar kan
een wit tapijt als rode loper
‘k neem je dapper bij de arm
en fluister
na de wolken wordt het
toch weer warm
Verfrissend.