Die naam stond nog niet op mijn lijst.
Ik heb die iemand moeten teleurstellen.
Dat doe ik regelmatig.
Mensen vragen vaak of ze mij ergens van kennen.
Dan begint mijn molen te draaien.
Misschien die keer op café? Toen ik dat bier?
Of toen mijn boodschappentas scheurde? En alles?
Het was toch niet dat moment waarop ik huilde? Terwijl iedereen?
Of toen ik ’t mannentoilet bezocht? Omdat ik echt echt?
Nee, je hebt eens een voorstelling gespeeld.
Oef. Gelukkig.
Zeggen ze dan.
Dat doe ik regelmatig.
Zeg ik dan.
Mensen zeggen vaak dat ik hen aan iemand doe denken.
Niet aan mezelf. Zo blijkt.
Het schijnt dat ik wat dubbelgangers heb.
Zusters in crime waarmee ik ’s nachts snode plannen smeed.
Dan bedissel ik met Antje dat we onze froufrou laten groeien.
Of dan zeg ik tegen Jodie waar die tattoo juist moet.
En maar kibbelen en doen.
Ze kennen ons toch.
Ik zit soms in een serieuze identiteitscrisis.
Weet amper hoe ik heet of waar ik me van ken.
Dus volgende keer vraag ik gewoon op de man af:
Wie denk jij dat ik ben?
haha, zo leuk geschreven!